Risicoprofiel
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van het risicoprofiel van de gemeente Delft. Bij de inventarisatie van de risico's hanteren we de volgende definitie: een onvoorziene gebeurtenis met wellicht een negatieve materiële financiële impact waarvoor nog geen maatregelen getroffen zijn. De risico's met een (in de planperiode) verwachte omvang groter dan € 0,1 miljoen zijn zichtbaar gemaakt. Verder hebben we onderscheid gemaakt tussen incidentele en structurele risico's. Na de tabel en grafiek is per risico een specificatie opgenomen met een inhoudelijke toelichting.
Voor de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit wordt de omvang van de risico's gewogen met de kans van optreden, aangeduid in het kolomhoofd met 'zonder weging' en 'met weging', respectievelijk. De weging betekent:
dat we voorheen ongewogen risico's nu wegen met de kans, waarbij de waarde 1 = 10%, 2 = 30%, 3 = 50%, 4 = 70% en 5 = 90% (= kolom Kans (%)), en
dat we structurele risico's vermenigvuldigen met een factor twee (= kolom Factor).
We maken in het risicoprofiel voor grondexploitaties al gebruik van gewogen bruto risico’s. Dat is het geval bij de risico’s '4. Bouwgrondexploitaties' en '5. Schieoevers'. Nadere informatie over grondexploitaties staat in de paragraaf Grondbeleid en in het TMPG (Tussentijds Meerjarenprogramma Grondontwikkeling).
In totaal komt het operationeel risicoprofiel uit op € 45,569 miljoen. Belangrijke wijzigingen liggen in het sociaal domein (Wmo en Jeugd (nr 7) en het fiscaal boekenonderzoek (nieuw nr. 15)). De tabel hieronder toont het overzicht van de mutaties per risico. Deze worden na de figuur tekstueel toegelicht per genummerd risico.
Risico's | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bedragen x € 1.000 | Nr. | I/S | Begroting 2023 met weging | Jaarrekening 2022 met weging | Begroting 2024 zonder weging | Kans | Kans (%) | Factor | Begroting 2024 met weging | |
Duurzame stad | ||||||||||
Bodemsanering TU Delft Campus Zuid | 1 | I | 210 | 210 | 300 | 4 | 70% | 1 | 210 | |
Grondwateronttrekking schade | 2a | I | 1.500 | 1.500 | 3.000 | 2 | 30% | 1 | 900 | |
Grondwateronttrekking uitstel | 2b | I | 300 | 300 | 1.000 | 2 | 30% | 1 | 300 | |
Goed wonen | ||||||||||
ISV-bodem | 3 | S | 200 | 200 | 200 | 3 | 50% | 2 | 200 | |
Bouwgrondexploitaties | 4 | I | 1.180 | 5.452 | 5.509 | (reeds gewogen) | 5.509 | |||
Nieuw Delft (va jv2022 opgenomen in 4) | I | 3.110 | (reeds gewogen) | |||||||
Schone en veilige stad | ||||||||||
Schieoevers | 5 | I | 1.500 | 22.600 | 20.500 | (reeds gewogen) | 20.500 | |||
Avalex | 6 | S | 250 | 250 | 250 | 2 | 30% | 1 | 75 | |
Gezonde en sociale stad | ||||||||||
WMO en Jeugdhulp | 7a | S | 2.000 | 2.000 | 6.600 | 3 | 50% | 1,5 | 4.950 | |
Jeugdhulp | 7b | I | 455 | 650 | 4 | 70% | 1 | 455 | ||
Samenleven, onderwijs en cultuur | ||||||||||
Doorontwikkeling welzijnwerk | 8 | S | 500 | 2 | 30% | 2 | 300 | |||
Prinsenhof | 9 | I | 2.500 | 2.500 | 5.000 | 3 | 50% | 1 | 2.500 | |
Verruiming BTW sportvrijstelling | 10 | S | 400 | 200 | 200 | 2 | 30% | 2 | 120 | |
Prijsstijgingen investeringen OHV | 11 | I | 5.810 | 8.890 | 17.000 | 2 | 30% | 1 | 5.100 | |
Werk en inkomen | ||||||||||
Eigen risico BUIG | 12 | S | 3.700 | 3.500 | ||||||
Bijzondere bijstand | 13 | S/(I) | 840 | 840 | 600 | 3 | 70% | 2 | 600 | |
Overig | ||||||||||
Vpb reclame inkomsten | 14 | I | 100 | 100 | 700 | 3 | 50% | 1 | 350 | |
Boekenonderzoek BTW/BCF | 15 | I | 5.000 | 4 | 70% | 1 | 3.500 | |||
Totaal | 37.100 | 48.997 | 67.009 | 45.569 | ||||||
Waarvan incidenteel | 23.800 | 41.907 | 53.659 | 39.399 | ||||||
Waarvan structureel | 13.300 | 7.090 | 7.850 | 6.170 |
Ieder risico is gescoord op kans en impact. Daarbij is gewerkt met een schaal van 1 tot 5 (1 = zeer laag, 5 = zeer hoog). De kans maal impact geeft de risicoscore. Samengevat ziet de risicomatrix van de gemeente Delft er dan als volgt uit.
Voor de risico's met betrekking tot het sociaal domein, Schieoevers en het project Prinsenhof; zie ook de zogeheten Strategische risico's en Kerndossiers verderop in deze paragraaf.
1. Bodemsanering TU Delft Campus Zuid
Naam risico | Programma | Kans | Impact | Score | Bedrag | Tijdsperiode |
Bodemsanering TU Delft Campus Zuid | Duurzame stad | 4 | 3 | 12 | 300 | I |
Wat is het risico?
De bodem is vervuild en de verantwoordelijkheid voor sanering ligt bij de gemeente. De wijze van sanering is afhankelijk van het soort ontwikkeling. Dus afhankelijk van wat er ontwikkeld wordt, schatten we de kosten met moderne saneringstechnieken op orde grootte € 300.000.
Wat zijn de oorzaken?
Op Campus Zuid was eerder een autocrossterrein gevestigd waarvoor de gemeente verantwoordelijk was. Na beëindiging bleek de bodem vervuild te zijn.
Beheersmaatregelen:
Met de Technische Universiteit Delft is afgesproken om het terrein te saneren wanneer hier ontwikkelingen op plaatsvinden. Op dit moment is nog niet bekend wat er ontwikkeld gaat worden en wanneer dit gaat plaatsvinden.
2. Grondwateronttrekking (gwo)
Naam risico | Programma | Kans | Impact | Score | Bedrag | Tijdsperiode |
gwo schade | Duurzame stad | 2 | 3 | 9 | 3.000 | I |
gwo uitstel | Duurzame stad | 2 | 2 | 4 | 1.000 | I (over 6 jr) |
Wat is het risico?
Door de afbouw van de onttrekking veranderen de grondwaterdrukken in de bodem en kan de bodem bewegen. Als dat te snel gebeurt, kan dat schade veroorzaken aan gebouwen van circa € 3 miljoen. In 2021 heeft uit voorzorg geen afbouw van de onttrekking plaatsgevonden, omdat de bodem sneller steeg dan verwacht (wel binnen de normen). Uit monitoring is gebleken dat dit zich weer stabiliseerde. In 2022 is daarom verdergegaan met de afbouw. Naar mate de afbouw vordert, neemt het risico toe dat nogmaals een jaar moet worden overgeslagen. De kosten voor een jaar uitstel bedragen cumulatief voor de resterende periode circa € 1 miljoen. Het is daarmee balanceren tussen twee risico’s en de kans van het risico op schade met de opgedane ervaring nu verlaagd kan worden naar 2.
Wat zijn de oorzaken?
De gemeente kan aansprakelijk worden gesteld voor gevolgschade als gevolg van veranderende grondwaterstanden. En eventueel uitstel leidt tot meerkosten.
Beheersmaatregelen:
Jaarlijks zijn en worden de risico’s en beheersmaatregelen geactualiseerd op basis van gedegen monitoring. Aan de hand daarvan is en wordt afgewogen of de volgende reductiestap wel, gedeeltelijk of niet wordt doorgevoerd. Bij twijfel wordt uitgesteld omdat dit het laagste risico is.
3. ISV-bodem
Naam risico | Programma | Kans | Impact | Score | Bedrag | Tijdsperiode |
ISV-bodem | Goed wonen | 3 | 1 | 3 | 200 | S |
Wat is het risico?
Verontreiniging van bodem. Regelmatig zijn door bijvoorbeeld nieuwe regelgeving of nieuwe onderzoeken verontreinigingen geconstateerd in gemeentelijk grondbezit. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de in 2019 geconstateerde loodverontreiniging op twee speelplekken. De in de begroting beschikbare budgetten voor saneringen kunnen onvoldoende zijn.
Wat is de oorzaak?
De gemeente is wettelijk verplicht bij verontreiniging van de bodem deze te saneren of te beheersen, maar de omvang, de aanpak en de kosten zijn nog onzeker.
Wat is het gevolg?
De gemeente zal kosten moeten maken voor sanering of beheersing van nog onbekende omvang.
Beheersmaatregelen:
De onzekerheid over de aanpak en de kosten managen we door een stapsgewijze projectmatige werkwijze.
4. Bouwgrondexploitaties
Naam risico | Programma | Kans | Impact | Score | Bedrag | Tijdsperiode |
Bouwgrondexploitaties | Goed wonen | 2 | 3 | 6 | 5.509 | I |
Wat is het risico?
Grondexploitaties kennen projectspecifieke risico's en algemene risico's. Projectspecifieke risico's worden voorzien in de projecten Nieuw Delft, Maria Duystlaan en Voorhof-Noordwest. Het betreft onder meer risico's op technische afstemming vanwege de nabijheid van de spoortunnel, mogelijke claims als gevolg van vertraging in het project, extra kosten voor het woonrijp maken, extra plankosten en tegenvallende grondopbrengsten. Het totale risicobedrag gemoeid met de projectspecifieke risico's is € 5,12 miljoen. Voorhof-Noordwest is een positieve grondexploitatie en kan zijn projectspecifieke risico's zelf opvangen. Dit betekent dat het benodigd weerstandsvermogen om de projectspecifieke risico's op te kunnen vangen beperkt blijf tot € 4,82 miljoen.
Nieuw is het berekenen van algemene risico's die voor alle grondexploitaties dezelfde zijn. Deze berekening is gemaakt in verband met de huidige turbulente economische ontwikkelingen. Er zijn drie scenario's doorgerekend met alternatieve parameters voor kostenstijging en opbrengstenstijging. Deze leiden tot een risicobedrag van € 0,86 miljoen voor alle grondexploitaties. Omdat Voorhof-Noordwest een positieve grondexploitatie is, komt het benodigd weerstandsvermogen om de algemene risico's op te vangen uit op € 0,69 miljoen.
Het totale risicobedrag, voor beide typen risico's, komt daarmee uit op € 5,5 miljoen (afgerond eenzelfde bedrag als ten tijde van de Jaarrekening 2022).
Wat zijn de oorzaken?
Complexiteit in de bouwlogistiek, hoge ambities, gewijzigde wet- en regelgeving, extra kwaliteitseisen ten aanzien van de openbare ruimte, gefaseerde ontwikkeling van de locatie en gewijzigde marktomstandigheden in relatie tot de projectspecifieke risico's. Onzekerheid over de hoogte van de toegepaste parameters in relatie tot de algemene risico's.
Wat zijn de gevolgen?
Meer begeleiding en toezicht, dalende grondwaarden, stijgende bouwkosten en een langere doorlooptijd. Hogere inflatie leidt tot lagere verwachte financiële resultaten.
Beheersmaatregelen:
Heroverwegen uitgiftestrategie voor grond en vastgoed.
Programmatische keuzes: programmering die mogelijk wel leidt tot geplande realisatie/verkoop.
Besparingen op kwaliteit en duurzaamheidsmaatregelen.
Zakelijke aansturing van processen.
5. Schieoevers
Naam risico | Programma | Kans | Impact | Score | Bedrag | Tijdsperiode |
Schieoevers | Goed wonen | 3 | 4 | 12 | 20.500 | I(tot 2030) |
Wat is het risico?
De gemeente Delft wil Schieoevers-Noord transformeren van een werklocatie naar een gemengd werk-woongebied. De ambitie is om in fase 1 tot 2030 ruim 1800 arbeidsplaatsen en bijna 4200 woningen toe te voegen. De gemeente zelf heeft weinig grondpositie en is afhankelijk van initiatieven van derden. De gemeente legt zich daarom met name toe op het investeren in noodzakelijke bovenwijkse voorzieningen, zoals een Gelatinebrug. Met deze investeringen is een bedrag gemoeid van ruim € 67 miljoen (exclusief een budget van € 6 miljoen onvoorzien). Hier bovenop komen nog algemene projectkosten van € 19 miljoen. De dekking van de totale kosten voor fase 1 (€ 92 miljoen) bestaat uit op te halen kostenverhaal bij initiatiefnemers (€ 26 miljoen), inzet op bijdragen van andere overheden (€ 24 miljoen) en inzet van eigen middelen (€ 42 miljoen). De totale geldstroom in de businesscase Schieoevers waarover risico wordt gelopen (investeringen, algemene projectkosten, bijdragen overheden, kostenverhaal) bedraagt € 136 miljoen (inclusief prijsontwikkelingen tot 2030). De bandbreedte van het financiële risico bedraagt € 8 tot € 28 miljoen. Voor het risicoprofiel houden we € 20,5 miljoen aan als gewogen bedrag.
Wat zijn de oorzaken?
Vraaguitval bij kopers als gevolg van de gestegen hypotheekrente.
Stabiliserende/dalende prijzen nieuwbouwwoningen in combinatie met voortdurende stijging van de bouwkosten leidt tot temporisering van ontwikkelingen bij initiatiefnemers.
Bovenmatige inflatie houdt langer aan.
De gang naar de Raad van State vergt veel tijd en leidt mogelijk tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
De ontwikkeling van Schieoevers is complex en langlopend met een mix aan functies.
De gemeente is afhankelijk van het tempo van initiatiefnemers.
Andere overheden/cofinanciers geven prioriteit aan andere projecten.
Ramingen voor investeringen zijn nog globaal, omdat er geen ontwerpen aan ten grondslag liggen.
Wat zijn de gevolgen?
Realisatie van de gemeentelijke ambities, benoemd in de Agenda 2040, loopt vertraging op.
Stijging van de kosten door langere processen en door vertraging vanwege de marktomstandigheden.
Stijging van de kosten door hogere inflatie.
Cofinanciering wordt niet gevonden of moet terugbetaald worden vanwege niet tijdig opleveren/nakomen van afspraken (realisatie).
Schieoevers-Noord gaat niet bruisen.
Extra financiële dekking vanuit de gemeente blijkt noodzakelijk.
Beheersmaatregelen:
Per bovenwijkse investering go/no-go-moment bepalen in relatie tot de geraamde cofinanciering en bijdrage van ontwikkelaars.
Vol inzetten op kostenverhaal en cofinanciering (lobby).
Heroverwegen gehanteerde uitgangspunten.
6. Avalex
Naam risico | Programma | Kans | Impact | Score | Bedrag | Tijdsperiode |
Avalex | Schone en veilige stad | 2 | 3 | 6 | 250 | I* |
(* incidentele impact, aangezien in daaropvolgend jaar alsnog mitigatie via verwerking in tarief plaatsvindt).
Wat is de oorzaak?
Met de nieuwe overeenkomst vanaf 2022 met HVC voor afvalverwerking is het risico verminderd, want de geschatte hogere kosten van het nieuwe verwerkingscontract zijn opgenomen in het tarief. Maar de kosten voor het verwerken van restafval blijven stijgen door onder meer hogere rijksbelasting op de verbranding en CO2-toeslag. Deze extra heffingen zijn soms pas na vaststelling van het tarief bekend. De reserve Reiniging is op dit moment ontoereikend om extra belasting en/of tegenvallers op te vangen.
Wat is het gevolg?
De verhoging van het tarief die nodig is voor het opvangen van deze mogelijke extra kosten volgt een jaar na optreden.
Beheersmaatregelen:
Volgen van de actualiteiten en hierop anticiperen en deze, indien mogelijk, tijdig doorvoeren.
7. Sociaal domein: autonome groei Wmo en Jeugdhulp
Naam risico | Programma | Kans | Impact | Score | Bedrag | Tijdsperiode |
a. Sociaal Domein | Gezonde en sociale stad | 3 | 3 | 9 | 6.600 | S* |
b.Jeugdhulp Plus (JHP) | 4 | 3 | 12 | 650 | I |
(* er wordt gerekend met een factor 1,5 in plaats van 2,0 voor het structurele karakter, omdat het risicobedrag pas vanaf 2027 zo zwaar telt en daarmee onzekerder is en daarnaast nog mitigerende (kabinets)maatregelen kunnen spelen)
Wat is het risico?
a. Het financieel risico bedraagt voor jeugd ca. € 2-2,5 mln. in 2026 en € 4 mln. voor 2027 en verder. Voor Wmo bedraagt het risico € 1,7 mln. in 2026 en € 2,6 mln. voor 2027 en verder. In totaal bedraagt het risico in 2026 € 4,0 mln. en vanaf 2027 € 6,6 mln. De kosten van de jeugdhulp en de Wmo worden door veel verschillende factoren bepaald, zowel intern als extern. Prognoses zijn daarom in hoge mate onzeker. Met enige mate van zekerheid kunnen de verwachte kosten tot en met 2025 worden geraamd. Daarna is de onzekerheid te groot en wordt een eventuele verdere kostenstijging als risico gezien. Externe factoren betreffen met name landelijke wet- en regelgeving en demografische ontwikkelingen zoals de invoering en de aanzuigende werking van het abonnementstarief, de invoering van het woonplaatsbeginsel en de vergrijzing. Ook de aanbesteding van onder meer de jeugdhulp heeft geleid tot hogere tarieven vanwege de Algemene Maatregel van Bestuur reële kostprijs. De rijksvergoedingen blijken steeds minder toereikend om deze stijgende kosten op te vangen. Interne factoren betreffen onder meer de implementatie van maatregelen uit het actieplan sociaal domein en incidentele negatieve bijeffecten van beleid. Ten slotte blijft het een risico of de rijkscompensatie ten behoeve van uit te keren indexatie de komende jaren toereikend is. En het blijft onzeker of de autonome groei stopt. Daarnaast is er mogelijk sprake van ontoereikende Rijkscompensatie voor wettelijk uit te keren indexatie. Dit speelt al vanaf 2024. Voor de Wmo gaat het hierbij om een financieel risico van € 0,5 mln. structureel en bij jeugd voor € 0,2 mln.
b. Financiële problemen in de Jeugdhulp Plus (JHP) in het landsdeel Zuidwest (afhankelijk van regionale besluitvorming).
Wat zijn de oorzaken?
a. Doordat de Wmo en de jeugdhulpwet zogeheten open-einderegelingen zijn, moet de gemeente zorg en hulp leveren ongeacht het aantal aanvragen. Gelijktijdig is de beïnvloedbaarheid van de hoeveelheid en zwaarte van deze aanvragen beperkt en de geboden rijksfinanciering ontoereikend. Ten slotte zijn er exogene ontwikkelingen (wetswijzigingen, nieuwe taken) die tot toenemende kosten hebben geleid.
b. Aanleiding voor deze problemen is de landelijke ontwikkeling om jeugdigen niet meer op te vangen via JHP, maar volgens de landelijke politieke wens deze jeugdigen op te vangen in kleinschalige voorzieningen. De zorgaanbieders die JHP aanbieden zijn hierdoor in de problemen gekomen, omdat het vastgoed primair is ingericht voor gesloten jeugdzorg. In combinatie met een dalende instroom JHP leidt dit zodoende tot leegstand die niet wordt vergoed.
Wat zijn de gevolgen?
a. Zelfs relatief marginale effecten kunnen vanwege de financiële omvang van het sociaal domein leiden tot forse tekorten op de gemeente middelen. Daarom is het niet opportuun om eventuele kostenstijgingen vanaf 2026 niet als risico te zien, omdat het percentueel niet om zeer grote afwijkingen gaat en omdat de gemeente zich zo veel als binnen de eigen invloedssfeer ligt inzet voor kostenbeheersing.
b. Binnen de regio Haaglanden zijn er meerdere aanbieders van JHP. Daarvan hebben twee zich in 2022 gemeld met grote financiële problemen, omdat zij de gevolgen van bovenstaande ontwikkeling niet zelf kunnen financieren. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een advies van de jeugdautoriteit (JA) om het landsdeel Zuidwest onder Interbestuurlijk Toezicht (fase 3) te plaatsen voor de JHP. De staatssecretaris heeft dit advies niet als geheel overgenomen en besloten het landsdeel onder IBT-fase 2 te zetten.
Beheersmaatregelen:
a. De implementatie van de succesvolle maatregelen van het actieplan in het staande beleid heeft nu de hoogste prioriteit en het daarmee gepaard gaande kostenbewustzijn. We blijven daarbij intensief monitoren in hoeverre de plannen leiden tot resultaten en sturen bij waar nodig. Daarnaast blijft de gemeente vanzelfsprekend inzetten op de lobby richting het Rijk voor aanvullende middelen. Ook blijven we de exogene ontwikkelingen volgen om tijdig te kunnen anticiperen en wordt de (regionale) informatievoorziening daar waar mogelijk versterkt. Vanuit de Hervormingsagenda kijken we scherp naar de (inperking van de) reikwijdte van de jeugdwet om helderheid te krijgen over tot waar de verantwoordelijkheid van de gemeente reikt. Hierboven schetsen we de beheersing van het financiële risico binnen het sociaal domein. We bieden vanuit de Jeugdwet en Wmo hulp aan kwetsbare burgers. Op het moment dat die hulp niet of onvoldoende beschikbaar is, kunnen ook maatschappelijke risico’s ontstaan. Denk bijvoorbeeld aan mensen met psychische problemen die bij gebrek aan voldoende ondersteuning uit onmacht dingen doen die een gevaar opleveren voor henzelf of hun omgeving.
b. Per casus is een verdeelsleutel vastgesteld op aandeel van de regio en aantal inwoners per gemeente. De totale impact voor JHP bedraagt € 19,7 miljoen. Het aandeel van de regio Haaglanden bedraagt € 7,1 miljoen. Voor Delft betekent dit een risico van € 650.000.
8. Doorontwikkeling preventie/welzijnswerk
Naam risico | Programma | Kans | Impact | Score | Bedrag | Tijdsperiode |
Doorontwikkeling Welzijnswerk | Samenleven, onderwijs en cultuur | 2 | 3 | 3 | 500 | S |
Wat is het risico’s?
Zowel vanuit landelijke als lokale ontwikkelingen, zoals GALA, RIGA, DelftWest, wordt er de komende jaren ingezet op de doorontwikkeling van het welzijnswerk en een verstevigde inzet op preventie. Dit om de sociale basis van elke inwoner in Delft op orde te brengen. Uiteindelijk zal dit mogelijk leiden tot minder kosten aan zwaardere vormen van hulp bij de jeugd en de wmo. Dat is echter onzeker, terwijl de extra inzet wel middelen kost. Bij de kadernota is er in 2023 0,500 mln. beschikbaar gesteld voor deze doorontwikkeling en vanaf 2024 1,000 mln. Het is onzeker welke middelen vereist zijn voor de verdere vormgeving vanaf 2025. Naar verwachting bedraagt het risico op aanvullende kosten ca. 0.5 mln.
Wat zijn de oorzaken?
Doorontwikkeling om de sociale basis van elke inwoner in Delft op orde te brengen is gewenst, maar hoe dit precies vorm te geven wordt op dit moment nader uitgewerkt. Het is daarom onzeker hoe dit eruit komt te zien en welke kosten hiermee gemoeid zijn.
Wat zijn de gevolgen?
Bij het niet toereikend blijken van de middelen zou de doorontwikkeling niet op de manier plaats kunnen gaan vinden als gewenst. Hier zal op geanticipeerd moeten worden.
Beheersmaatregelen:
Er zal geanticipeerd worden op de ontwikkelingen in en de effecten van het welzijnswerk enerzijds, en op de kosten anderzijds.
9. Project Prinsenhof
Naam risico | Programma | Kans | Impact | Score | Bedrag | Tijdsperiode |
Project Prinsenhof | Samenleven, onderwijs en cultuur | 3 | 4 | 12 | 5.000 | I |
Wat is het risico?
Het risicoprofiel ziet op het opvangen van financiële effecten die veroorzaakt worden door exogene factoren die een risico vormen voor de realisatie van het project. Hierbij moet worden gedacht aan onder meer: excessieve prijsstijgingen (indexering), marktwerking, verborgen gebouwgebreken, enzovoorts. In 2023 is een risicoanalyse gemaakt die op basis van het projectverloop in de komende jaren periodiek zal worden geactualiseerd.
Wat zijn de oorzaken?
Marktomstandigheden, zijnde de beschikbaarheid van materialen en capaciteit (intern en extern).
De complexiteit van het werk. Denk aan de haalbaarheid van enkele belangrijke ontwerpprincipes.
Exogene ontwikkelingen, zoals 'onverwachte' besluiten van hogere overheidsorganen.
Economische ontwikkelingen, zoals bovenmatige kostenstijgingen.
Vooraf strak begrensd financieel kader.
Wat zijn de gevolgen?
De oorzaken kunnen leiden tot stijgende bouwkosten, langere doorlooptijd vanwege krapte op de markt, of verzwaarde exploitatielasten.
Beheersmaatregelen
Aanbestedingsstrategie herzien.
Modulair af- of opbouwen.
10. Verruiming btw-sportvrijstelling
Naam risico | Programma | Kans | Impact | Score | Bedrag | Tijdsperiode |
Verruiming btw | Samenleven, onderwijs, cultuur | 2 | 1 | 2 | 200 | S |
Wat is het risico?
Gemeenten zijn in beginsel gecompenseerd via de Specifieke Uitkering Stimulering Sport (SPUK). De uitkering bedraagt 17,5% van de gerealiseerde bestedingen (inclusief btw). Het risico is:
De aanvraag voor de specifieke uitkering stimulering sport wordt niet geheel gehonoreerd.
Het totaalbedrag van de aanvragen is hoger dan het uitkeringsplafond. Wanneer het totaal van de aangevraagde uitkeringen het beschikbare budget overschrijdt, worden de aanvragen naar rato verleend.
Het betreft een bevoorschotting op basis van de begroting. Aangezien de eindafrekening wordt gebaseerd op werkelijke kosten, bestaat er een kans op een terugbetalingsverplichting.
Op basis van een inschatting van de praktijk schatten we het risico in op een bedrag van € 200.000 en de kans wordt verlaagd naar 2 (30%).
Wat zijn de oorzaken?
Sinds 1 januari 2019 is de btw-sportvrijstelling verruimd. Door deze wetswijziging is het recht vervallen op aftrek van btw voor gemeenten en niet-winstbeogende exploitanten van sportaccommodaties. De gemeente heeft geen recht meer op aftrek van btw via de btw-aangifte. Voor compensatie heeft het Rijk een SPUK-regeling geopend. Deze biedt slechts voor een deel compensatie.
Wat zijn de gevolgen?
De uitbreiding van de btw-sportvrijstelling heeft tot gevolg dat de btw op de bouw en het onderhoud van de accommodaties en de btw op de kosten van het geven van gelegenheid tot sportbeoefening voor gemeenten geheel of gedeeltelijk een kostenpost worden.
Beheersmaatregelen:
Tijdige en volledige aanvraag indienen voor de SPUK en zorgen voor een goede verantwoording met de bruto gerealiseerde bedragen, en eventuele tussentijdse rapportages.
Monitoren in 2023 om in onze eigen ambities een afweging te maken voor 2024 (tarieven, uitgaven, investeringen).
11. Prijsstijgingen investeringen onderwijshuisvesting
Naam risico | Programma | Kans | Impact | Score | Bedrag | Tijdsperiode |
Prijsstijgingen inv. OHV | Samenleven, onderwijs en cultuur | 2 | 3 | 12 | 17.000 | I (2024-2029 ev) |
Wat is het risico?
Onderwijshuisvesting (OHV) gaat over investeren in adequate onderwijs(gerelateerde)gebouwen voor de lange termijn. Het proces om tot nieuwbouw te komen duurt gemiddeld 8 jaar (Sectorale routekaart, PO-Raad, VO-raad, VNG, 2020). In dat kader is het Integraal huisvestingsplan (IHP) 2020-2036 opgesteld. Diverse (landelijke) onderzoeken geven aan dat er meer financiële middelen nodig zijn dan het huidige stelsel levert. De bouwkosten (behoefte aan financieringsmiddelen) lopen verder op om alle schoolgebouwen te laten voldoen aan de (wettelijke) duurzaamheidsdoelstellingen van het Klimaatakkoord, maar ook door aanvullende eisen; modern en inclusief onderwijs, circulair bouwen, modulair, adaptief en energieneutraal en locatiegebonden kosten (bijv. monument of stedenbouwkundige randvoorwaarden). De vernieuwing/vervanging van schoolgebouwen is een complexe opgave. Daarnaast neemt door de Wet Meer Ruimte voor Nieuwe scholen (zie risico ‘MRvNS’), en het (tijdelijk) huisvesten van nieuwe initiatieven van scholen, de vraag naar adequate, moderne onderwijsgebouwen nog verder toe. Hiermee zijn er risico’s die gevolgen kunnen hebben voor de kwaliteit en de betaalbaarheid bij het vervangen/vernieuwen van onderwijsgebouwen.
De portefeuille aan projecten IHP (jaarschijf 2024-2029) is gegroeid naar een totaal investeringsvolume van circa €170 miljoen. We gaan uit van een financieel risico van ca. 10%, en dus een risicobedrag van €17 miljoen.
Wat zijn de oorzaken?
Vanaf 1 januari 2021 moet een gebouw Bijna Energie Neutraal (BENG) zijn. Deze kwaliteit is geen keus en een besparingsmogelijkheid, maar een wettelijke verplichting. Hiervoor heeft de VNG de normbedragen met 9,6% verhoogd. Daar moeten de inflatiecorrectie en de aanbestedingsindex bij worden opgeteld. Gemeentelijk beleid voor natuurinclusief bouwen en klimaatadaptief bouwen zijn onszelf opgelegde verplichtingen. De bedragen zijn reeds geraamd, maar onduidelijk zijn de werkelijke kosten.
De markt voor adviseurs en aannemers is nog steeds lastig; o.a. tekort aan personeel, aan materialen.
Ook op het gebied van veiligheid en multifunctionaliteit wordt aan onderwijs (gerelateerde) gebouwen steeds hogere eisen gesteld. Daarbij komt dat op het gebied van bundelen van (kind)voorzieningen soms sprake is van moeilijk te combineren eisen.
De budgetten in het IHP 2024-2029 zijn gebaseerd op kengetallen prijspeil 1-1-2023. Onzekerheid t.a.v. inflatie (consumentenprijsindex) en stijfging bouwkosten (bouwkostenindex) blijft een risico de komende jaren
Aanvullende inpassings- en locatiegebonden eisen.
Wat zijn de gevolgen?
De prijsontwikkeling in de bouwkosten de komende jaren is op dit moment niet (nauwkeurig) te voorspellen. Structurele (prijs)ontwikkelingen zijn een potentieel risico voor de begroting de komende jaren. Deze zorgen ervoor dat de huidige en komende onderwijshuisvestingsprojecten mogelijk niet binnen het (bijgestelde) IHP-budget gerealiseerd kunnen worden. Bij het toekennen van de budgetten wordt al uitgegaan van het principe sober en doelmatig.
Beheersmaatregelen die al worden gehanteerd:
Per project bezuinigingsvoorstellen doen en besparingen doorvoeren en ook optimalisaties vinden die te verantwoorden zijn door verlenging levensduur gebouw of efficiëntie in gebruik.
Het principe van sober en doelmatig strak hanteren en aanvullende wensen door scholen volledig zelf laten financieren.
Per project een go/no-go moment inbouwen in relatie tot de geraamde budgetten. Ofwel: bouwen of niet bouwen.
De inflatie-effecten worden hier niet beheerst want die worden centraal binnen de programmabegroting gemanaged (zie ook betreffende PM- risico).
Vanaf 2023 is er sprake van een aanvullende beheersmaatregel. Zonder eenvormige gebouwen te creëren, ontwikkelen we standaarden voor schoolgebouwen. Denk daarbij aan het uitsplitsen van een programma van eisen (PvE) naar een generiek en een specifiek PvE, aan standaarden in de constructie, in gekozen oplossingen voor installaties. Ook wordt er gewerkt aan aanbestedingsvormen die zouden moeten leiden tot lagere kosten door eerdere samenwerking tussen architect en aannemer.
12. Sociaal domein: eigen risico bijstandsuitkeringen BUIG
Via de Kadernota is het financieel kader voor de BUIG met € 3,5 miljoen structureel in de begroting verruimd, waarmee de kans op overschrijdingen afneemt. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat er nog wel steeds een regulier risico door de aard van de landelijke methodiek blijft bestaan. Deze wordt hieronder toegelicht.
Het BUIG-budget is het door de gemeente niet-beïnvloedbare bedrag dat zij ontvangt om onder meer bijstandsuitkeringen te verstrekken. Het BUIG-budget kent sinds 2022 een aparte component voor het verstrekken van loonkostensubsidies (LKS). Het macrobudgetdeel daarvoor wordt verdeeld op basis van gerealiseerde aantallen in het voorafgaand jaar in heel Nederland. Zolang je als gemeente in de pas loopt met de landelijke trend is er geen probleem. Als de gemeente niet voldoende heeft aan de rijksmiddelen, moet zij zelf 7,5% van het rijksbudget uit algemene middelen bijpassen. Dit risico effectueert zich enkel wanneer de BUIG-middelen niet toereikend zijn voor de uitkeringen.
13. Bijzondere bijstand
Naam risico | Programma | Kans | Impact | Score | Bedrag | Tijdsperiode |
Bijzondere bijstand | Werk en inkomen | 3 | 3 | 12 | 600 | S/(I) |
Wat is het risico?
Het risico is dat de uitgaven aan bijzondere bijstand hoger zijn dan begroot, want (net als de Wmo en de jeugdhulp) betreft diteen openeinderegeling. Wie aan de voorwaarden voldoet, heeft recht op bijzondere bijstand. Dit risico is aanwezig voor ongeveer 2/3 van het totale budget bijzondere bijstand. Voor de omvang van het risico gaan we uit van 10% en dan bedraagt het risico € 0,6 miljoen.
Wat zijn de oorzaken?
Als gevolg van de oorlog in Oekraïne zijn de energieprijzen enorm gestegen. Bovendien is de inflatie nog steeds hoog en werken de eerdere prijsstijgingen structureel door. Deze beide factoren zorgen ervoor dat steeds meer huishoudens met lage- en middeninkomens moeite hebben om uitgaven en inkomsten in balans te houden. Hoewel het Rijk voor gestegen energielasten in 2022 en 2023 een tegemoetkoming geeft, zal die lang niet altijd toereikend zijn. Er bestaat daardoor de kans op een groter beroep op de bijzondere bijstand.
Wat zijn de gevolgen?
Hoewel in de begroting groei is verwerkt, bestaat het risico dat de uitgaven voor bijzondere bijstand meer zullen bedragen dan in de begroting is opgenomen.
Beheersmaatregelen
Lobby via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en stedennetwerk G40 voor passende maatregelen door het Rijk
Monitoring van de uitgaven
14. Vennootschapsbelasting (Vpb) reclame-inkomsten
Naam risico | Programma | Kans | Impact | Score | Bedrag | Tijdsperiode |
Vpb-reclamebelasting | Financieel gezonde gemeente | 3 | 2 | 6 | 700 | I |
Wat is het risico?
Het financiële risico wordt ingeschat op circa € 100.000 per jaar voor de periode 2016 tot en met 2023 en dus potentieel een totaalsom van circa € 700.000 Vpb-(na)heffing. Voorheen was dit risico structureel maar dat is gemitigeerd en nu resteert het risico van een naheffing over afgelopen jaren en daarom nu gesommeerd opgenomen als incidenteel.
Wat zijn de oorzaken?
De Belastingdienst is van mening dat het privaatrechtelijke gedeelte van de gemeentelijke reclame-inkomsten via contracten een Vpb-plichtige activiteit betreft, omdat de gemeenten hier in fiscale zin een onderneming mee zou drijven.
Wat zijn de gevolgen?
Het gevolg is dat de gemeente de Vpb-naheffing moet betalen over de afgelopen jaren. Vanaf 2023 is het risico gemitigeerd in de begroting. Daarnaast zal de gemeente een openingsbalans moeten opstellen en jaarlijks aangifte moeten doen.
Beheersmaatregel:
De gemeente is van start gegaan met een bezwaar- en beroepsprocedure. Na de zitting bij het Hof, gepland in het najaar 2023, zal de rechter een uitspraak moeten doen of de reclame-inkomsten onder de reikwijdte vallen van de Wet Vpb. De gemeente laat zich hierin bijstaan door een deskundige partij.
15. Boekenonderzoek BTW/BCF
Naam risico | Programma | Kans | Impact | Score | Bedrag | Tijdsperiode |
Boekenonderzoek BTW/BCF | Financieel gezonde gemeente | 4 | 4 | 16 | 5.000 | I |
Wat is het risico?
Het financiële risico wordt ingeschat op € 5 mio (incidenteel) als een naheffing over, waarschijnlijk, de jaren 2018 – 2022.
Wat zijn de oorzaken?
Sinds eind vorig jaar loopt er een boekenonderzoek van de Belastingdienst naar de aanvaardbaarheid van de afgedragen en teruggevraagde omzetbelasting (BTW) in de BTW aangiften en de geclaimde btw in de opgave van het BTW compensatiefonds (BCF) over het tijdvak 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020, als steekproefperiode. Ook loopt er een onderzoek naar de loonheffingen en, naar verwachting, is eventuele naheffing daarover van geringere omvang.
Wat zijn de gevolgen?
Uit het onderzoek komen diverse correcties naar voren die tot het opleggen van naheffingsaanslagen zullen leiden. De Belastingdienst wil de uitkomsten van de statistische steekproefonderzoeken ook toepassen op andere jaren wat kan leiden tot force correcties met financiële consequenties (te verhogen met belastingrente en eventuele boete).
Beheersmaatregel:
Fiscaliteit vormt een steeds belangrijker onderdeel van de bedrijfsvoering. Op dit moment werkt de gemeente aan de versterking van de interne fiscale beheersing en de benodigde kwaliteitsborging rondom fiscaliteiten (BCF, BTW, Vpb en Loonheffingen) waarin het fiscale bewustzijn in de organisatie centraal staat.
Overige operationele risico's: PM
Prijsstijgingen onderhoud en investeringen openbare ruimte, scholen, sportvoorzieningen etc.
Het reguliere (groot) onderhoud door de gemeente in onder meer de openbare ruimte, onderwijsgebouwen en sportvoorzieningen/cultuurvoorzieningen wordt uitbesteed aan marktpartijen. Daarmee maken we optimaal gebruik van de markt(werking). Het nadeel is dat de prijzen ook volledig afhankelijk zijn van de markt. Dit betekent dat de economische situatie van invloed is op de kosten, waarvan momenteel niet te voorspellen is wat het effect (positief dan wel negatief) zal zijn. In 2021 heeft dit risico zich voorgedaan (al dan niet als gevolg van een door Covid-19 veroorzaakt grondstoffentekort). In 2022 heeft dit risico zich voorgedaan. De investeringsportefeuille van de gemeente is ook gevoelig voor kostenstijgingen in de bouwmarkt (onder meer scholen, sportvoorzieningen en infrastructuur). Dit risico is betrokken bij een bredere raming uit hoofde van de sterk verhoogde inflatie. Hiertoe is in de raadsbrief van eind maart 2022 rekening gehouden met een aanvullend benodigde structurele reservering in het financieel meerjarenbeeld van € 1,8 miljoen jaarlijks voor de jaren 2022 en verder. Voor nadere toelichting op het specifieke risico in de onderwijsportefeuille verwijzen we naar voornoemd risiconummer 11.
Verontreiniging sportparken
Uit onderzoek kan blijken dat op sportparken sprake is van bodemverontreiniging, bijvoorbeeld door het gebruik van rubbergranulaat of door activiteiten die in het verleden hebben plaatsgevonden in de grond. Denk aan sportpark Tanthof-Zuid en sportpark Wippolder. Benodigde maatregelen en financiële consequenties worden in kaart gebracht.
Fiscale risico’s in verband met Delft Support
In verband met een verschil van interpretatie van de fiscale wetgeving tussen de gemeente en Delft Support enerzijds en de Belastingdienst anderzijds, zijn er fiscale risico’s. De aanvraag om Delft Support en de gemeente als fiscale eenheid voor de btw te beschouwen, is door de belastingdienst vooralsnog niet gehonoreerd. De gemeente en Delft Support lichten hun standpunt nader toe aan en beantwoorden vragen van de Belastingdienst. De omvang van het risico dat deels structureel van aard is en deels incidenteel wordt nog onderzocht.
Uitbreiding areaal
Delft is volop in ontwikkeling en heeft in de ontwikkelagenda uitgesproken verder te willen groeien (bouw van circa 15.000 woningen). Dit brengt extra baten (aanvullende opbrengsten onroerendezaakbelasting, hogere uitkering gemeentefonds) en lasten (extra voorzieningen en onderhoudskosten) met zich mee. De verwachte ontwikkelingen brengen we in kaart via verbeterde prognoses, zodat we in de meerjarenbegroting op de diverse ontwikkelingen kunnen anticiperen. Daarom blijft dit onderwerp in de komende jaren in de risicoparagraaf alleen gehandhaafd als PM-post.
Risicomanagement informatiebeveiliging
Beveiliging van de informatie is van belang voor de bedrijfsvoering van de overheid. Om te borgen dat informatie en informatiesystemen optimaal worden beveiligd, vormt risicomanagement een belangrijk onderdeel in dit proces. Voor de risicobepaling wordt een inschatting gemaakt van mogelijke schade als informatiesystemen (tijdelijk) niet beschikbaar zijn (Beschikbaarheid), de informatie niet integer is (Integriteit) en/of deze informatie in verkeerde handen valt (Vertrouwelijkheid). Ook wordt een inschatting gemaakt van de dreigingen waartegen de overheid beschermd moet worden. Dit leidt tot beveiligingseisen om de risico’s te beperken, die met passende maatregelen worden afgedekt. Bij het onderkennen en beperken van risico’s zoals schade door uitval of compromittering van systemen komt de 'Business Continuity' steeds meer centraal te staan. Kortheidshalve verwijzen we hier verder naar de paragraaf Bedrijfsvoering en de jaarlijkse Verantwoordingsrapportage waarin het college hierover verantwoording aflegt aan de raad. De onzekerheid op de mogelijke financiёle impact van inbreuken op de Beschikbaarheid, Integriteit en Vertrouwelijkheid van gegevens en informatiesystemen is in het algemeen, dus niet voor een specifiek geval, bijzonder groot. Daarom wordt dit risico als PM-post opgenomen.
Opvang en huisvesting ontheemden, statushouders en asielzoekers
De gemeente heeft te maken met een toenemend aantal ontheemden uit Oekraïne en statushouders. Daarnaast vangt Delft sinds 2022 asielzoekers op. Aangezien de aantallen mensen zich niet laten voorspellen en de effecten van de spreidingswet nog niet helemaal helder zijn, kan op dit moment geen inschatting gemaakt worden van de omvang van de kosten die dit met zich mee brengt (financieel risico). Voor de ontheemden uit Oekraïne en statushouders vervult de gemeente een regierol als het gaat om de beschikbaarheid en financiering van huisvesting, onderwijs(huisvesting) voor kinderen en sociale/maatschappelijke voorzieningen.
De huisvesting van ontheemden en statushouders in sociale huurwoningen kan leiden tot (vergroting van het) knelpunt in de huisvesting van reguliere woningzoekenden. Om het draagvlak voor de woonruimtebemiddeling te behouden, kan inzet van de gemeente gevraagd worden voor andere oplossingen, zoals de bouw van flexwoningen. Ook de realisatie van flexwoningen blijkt weerbarstig te zijn. Daarom wordt er in het najaar overleg gevoerd met de provincie Zuid-Holland, als toezichthouder, over de haalbaarheid van de taakstelling huisvesting statushouders.
Voor de doelgroep asielzoekers is een spreidingswet aangekondigd die gemeenten een structurele taakstelling in de opvang van asielzoekers oplegt. Voor de doelgroep asielzoekers is het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) hiervoor primair verantwoordelijk, maar is het niet uitgesloten dat (mede als gevolg van de spreidingswet) de gemeente ook kosten moet maken. Het faciliteren van onderwijs is in ieder geval een verantwoordelijkheid van de gemeente.
Risico onderwijswetgeving
In het IHP 2020-2035 (wettelijk verplichting) zijn bindende afspraken met schoolbesturen gemaakt over (de financiering van) nieuwbouw en vervangende huisvesting voor het onderwijs. Met de aankomende wetswijziging onderwijshuisvesting ‘planmatige en doelmatige aanpak van onderwijshuisvesting in het funderend onderwijs’ kan er een verplichting ontstaan voor het vaststellen van een integraal huisvestingplan (IHP) voor gemeenten en meerjarenonderhoudsplan (MJOP) , op basis van een bouwkundige inspectie, voor schoolbesturen. Daarnaast is het voorstel om gegevens in het IHP te standaardiseren. Het huidige IHP is vormvrij en voldoet niet aan alle (voorgestelde) eisen uit het wetsvoorstel en de eventuele verdere regels over de verplichte gegevens die worden gesteld aan een IHP. Het eerder vervangen van het IHP, conform gestelde regels, kan leiden tot extra inzet en administratieve lasten, en dus ook tot extra kosten leiden.
Daarnaast is per 1 juni 2021 de wet ‘Meer ruimte voor nieuwe scholen’ in werking getreden. Hierdoor is er voor initiatiefnemers een lage drempel voor het oprichten van een nieuwe school. Deze stelselwijziging is bedoeld voor meer ruimte voor vernieuwing in het onderwijs. Na een positief besluit van de minister, heeft de gemeente, samen met het schoolbestuur, 14 maanden de tijd om de start van de school voor te bereiden en heeft de gemeente de opgave om in (tijdelijk) passende huisvesting te voorzien. Jaarlijks kan de gemeente geconfronteerd worden met een nieuwe opgave op het gebied van onderwijshuisvesting.
In maart 2023 is de kamerbrief ‘contouren werkagenda Route naar inclusief onderwijs’ verstuurd naar de Tweede Kamer. In deze brief wordt een vervolgstap op het passend onderwijs aangekondigd. Leerlingen zullen steeds minder specifiek speciaal onderwijs aangeboden krijgen en steeds meer in het regulier onderwijs een plek krijgen. Het is een aankondiging. In het komend jaar wordt deze agenda nader uitgewerkt. Onderdeel van de brief is het nadenken over huisvestingsconsequenties. Denk daarbij aan meer m² per leerling en verbouwingen voor specifieke ruimten.